Domcantorij o.l.v. Domcantor Remco de Graas
In de Zaterdagmiddagmuziek van 21 september 2024, aanvang 15.30 uur, concerteert de Domcantorij met solisten en een barokensemble o.l.v. Domcantor Remco de Graas. Gezamenlijk brengen zij een programma vol muziek van Johann Sebastian Bach (1685-1750), met onder meer de Mis in g klein, het Motet “Komm, Jesu, komm” en de koraalcantate BWV 114, getiteld “Ach, lieben Christen, seid getrost”.
Dit concert is binnen de ZMM het openingsconcert van een reeks concerten in 2024/2025, gewijd aan koraalcantates uit de eerste jaargang die Bach in Leipzig schreef. De cantate die komende zaterdag uitgevoerd wordt, beleefde zijn première op 1 oktober 1724. Dit concert maakt tevens deel uit van het landelijke Luther 500/Bach 300-project.
Johann Sebastian Bach componeerde vier Kyrie-Gloria Missen, BWV 233–236, die bedoeld waren voor liturgisch gebruik en waarschijnlijk rond 1738/39 zijn geschreven. De Missa in g klein, een van deze Missen, bestaat uit zes delen en bevat voornamelijk muziek die is hergebruikt uit eerdere cantates, waarbij Bach de muziek licht aanpaste aan de Latijnse tekst. Het Kyrie van de Mis in g klein, BWV 235, is gebaseerd op het openingskoor van de cantate Herr, deine Augen sehen nach dem Glauben, BWV 102.
Bachs motet “Komm, Jesu, komm”, BWV 229, is waarschijnlijk gecomponeerd voor een begrafenis of een andere plechtige gelegenheid, hoewel het geen specifiek Bijbelcitaat bevat, zoals veel van Bachs motetten. De exacte datum van de compositie is onbekend, het werk wordt vaak rond de jaren 1723-1735 geplaatst, toen Bach werkzaam was in Leipzig. De tekst van het motet is gebaseerd op een gedicht van Paul Thymich, geschreven in 1684 voor een begrafenisplechtigheid. Het motet behandelt thema’s van sterfelijkheid, lijden en de wens naar verlossing in de dood, maar met een troostende boodschap van hoop en rust in Christus.
Bachs koraalcantate BWV 114, getiteld “Ach, lieben Christen, seid getrost”, werd gecomponeerd door Johann Sebastian Bach in 1724 als onderdeel van zijn tweede jaargang van cantates, waarin hij zich richtte op koraalcantates. Deze cantate werd uitgevoerd op 1 oktober 1724 in Leipzig, tijdens de 17e zondag na Trinitatis. De cantate is gebaseerd op het gelijknamige kerklied geschreven door Johannes Gigas in 1561, en het centrale thema is troost te midden van zonde en menselijke ellende. Het lutherse koraal diende als fundament voor de tekst en muziek. Bach bewerkt de koraalstrofes, waarbij de eerste en laatste strofe vrijwel ongewijzigd worden overgenomen, en de tussenliggende strofes als inspiratie voor recitatieven en aria’s worden gebruikt. De tekst van de cantate reflecteert op het thema van troost en verzoening met de menselijke vergankelijkheid en de dood, een onderwerp dat vaak in Bachs religieuze werken voorkomt. Er wordt gewezen op de ellende van het zondige bestaan, maar tegelijkertijd op de troost die Christus biedt, waardoor de dood zijn dreiging verliest.